×

Algemeen

 

Hier probeer ik algemene dingen te vermelden die zo niet in een andere rubriek thuishoren.

 

Alles over loopsheid en sterilisatie bij de hond.

 

De loopsheid is de vruchtbare periode van de teef. Deze periode kenmerkt zich doordat het geslachtsdeel meer is opgezwollen als normaal en de teef hieruit druppeltjes bloed verliest.Tijdens deze periode kan ze gedekt worden. Ze is vruchtbaar tussen de 9de en de 13de dag van de loopsheid die in totaal 3 weken duurt. Een teef is normaal 2 maal per jaar loops.De loopsheden blijven doorlopen tot de hond oud is, al zal er dan met de leeftijd wel langere tijd tussen de loopsheden zijn dan de normale periode van 6 maand. Een menopauze zoals bij de vrouw bestaat bij de hond niet.Word je teef niet loops, en is ze niet gesteriliseerd, dan is er iets mis. Je kan dan best een dierenarts raadplegen.

De eerste loopsheid treedt op tussen de 6-18 maanden leeftijd. Hoe groter de hond, hoe later de loopsheid begint. Indien in huis meerdere teven zijn, dan wordt een jong teefje meestal pas de eerste keer loops samen met de andere teven.

Verschijnselen. 
De vulva zwelt op. Reuen raken erg geïnteresseerd in de teef (wat de teef niet leuk vindt). Na enkele dagen begint de teef vocht te verliezen (= 1ste dag van de loopsheid, de pro-oestrus). Deze uitvloeiing is in het begin bloederig en gaat later over in een bruin waterige uitvloeiing. Tussen de 9e-13de dag van de loopsheid is de hond vruchtbaar, de oestrus: is de periode waarin ze kan drachtig worden. In deze periode worden reuen niet meer door de teef weggejaagd. De teef probeert zelfs te ontsnappen om op zoek te gaan naar de reu ! Na de vruchtbare periode gaat de uivloeiing stoppen, de vulva gaat weer slinken en de teef snauwt weer de reuen af: de metoestrus is begonnen. 3 weken na het begin van de loopsheid stopt de loopsheid, de metoestrus is beeindigd. Tijdens de loopsheid zwelt de baarmoeder (uterus) op, ook de bloedvaten van de baarmoeder zwellen op. Pas 8-10 weken na het einde van de loopsheid is de baarmoeder weer tot rust gekomen. Soms treedt er dan nog wat taaie melkachtige uitvloeiing uit de baarmoedermond op ged. 1-2 dagen.

Wanneer wordt mijn teef loops?
Een teef wordt voor de eerste keer loops tussen de 6-18 maanden leeftijd. Wanneer ze voor het eerst loops wordt hangt van veel factoren af: Hoe groter een hond wordt, hoe later ze loops wordt. Ook erfelijkheid speelt een rol. De fokker kan vaak goed vertellen wanneer uw teef voor het eerst loops zal worden.
Als er een loopse teef bij u in huis of in de buurt is stimuleert dat uw teef om ook loops te worden . De eerste loopsheid kan normaal verlopen maar kan ook kort duren of juist erg lang. Het uitvloei kan praktisch afwezig zijn of juist heel erg heftig. Honden worden om de 5-8 maanden loops, dit kan steeds b.v. om de 6 maanden zijn maar kan ook voortdurend veranderen.

De ongewenste dekking
Het kan gebeuren dat uw hond op de een of andere manier gedekt wordt. Teven zijn erg vindingrijk om te ontsnappen of er kan een reu bij u over de schutting klimmen. Ook al hebben ze niet "vastgezeten", er is een behoorlijke kans dat uw hond gedekt is en dus ook bevrucht. Of uw hond gedekt is is nooit met 100% zekerheid vast te stellen. Om te verkomen dat uw hond drachtig wordt bestaat er de zogenaamde "morning after prik". Deze morning after prik dient tweemaal met 24 u tussen na de dekking gegeven te worden. Ook bestaat er een abortus-prik waarmee de vruchtjes in een verder stadium kunnen afgedreven worden. Uw dierenarts kan je meer gegevens meedelen.

Loopsheid voorkomen
Loopsheid is op zich iets heel natuurlijk. Mocht de loopsheid voor de hond én voor u geen probleem zijn, dan hoeft U natuurlijk niets te ondernemen. Mocht u willen dat uw hond niet meer loops wordt, dan moet er aktie worden ondernomen. Wat zijn de mogelijkheden?

  1. De prikpil.
    Door middel van een injectie krijgt uw hond elke 5 maanden een hormoon toegediend.
    Voordeel: Geen operatie, Minder risico op incontinentie (kan na een operatieop latere leeftijd gaan optreden)
    Nadeel: Soms ontstaat op de injectie plaats een vachtverkleuring of een kale plek.
    Schijnzwangerschap treedt soms toch nog op. De kans op baarmoederonstekingen neemt na langdurig gebruik aanzienlijk toe. De kans op borstkanker (melkliertumoren) neemt ook aanzienlijk toe. Het is op den duur veel duurder dan sterilisatie.
  2. Sterilisatie.
    Strikt medisch gezien is steriliseren het onvruchtbaar maken: het onderbinden van de eileider/ zaadleider. Dit wordt eigenlijk alleen nog bij rammen gedaan en een enkele keer bij de reu. Castreren is het verwijderen van inwendige geslachtsorganen: bij de teef de eierstokken/baarmoeder en bij de reu de testikels. In het normale spraakgebruik echter "castreren we de reu" en "steriliseren we de teef". Door middel van een operatie worden de eierstokken en soms ook de baarmoeder verwijderd. Deze operatie vindt plaats onder algehele anesthesie. Door de moderne narcose bewaking is het operatierisico erg klein.
    Voordeel: De teef wordt niet meer loops of schijnzwanger. Doordat de eierstokken verwijderd zijn kunnen deze organen zowel direct als indirect geen problemen meer opleveren zoals baarmoederontsteking en eierstokkanker. Er sis minder kans op melkkliertumoren (borstkanker). Hoe jonger een teef gesteriliseerd wordt hoe minder kans op melkkliertumoren. ! Er is ook een sterk verminderde kans op suikerziekte.
    De ingreep is eenmalig en definitief! Het is veruit de goedkoopste methode ten opzichte van levenslange prikpil.
    Nadeel: Elke operatie heeft een erg klein risico. De teef kan soms gemakkelijker dik worden, dit is niet altijd te voorkomen. er is een kleine kans op urine-incontinentie, met name als de teef oud wordt, dit is meestal met medicijnen goed te verhelpen. Soms kan de vacht veranderen. Met name kan de kleur en de struktuur iets wijzigen.

    Wanneer steriliseren ?
    Het beste is het om de teef te laten steriliseren voor (!) de eerste loopsheid . Uitgebreid onderzoek heeft aangetoond dat bij teven die voor de eerste loopsheid al gesteriliseerd worden, de kans op het onstaan borstkanker op latere leeftijd met een factor 100/1000 doet afnemen. Na de 1e loopsheid steriliseren verminderd de kans op borstkanker nog met een factor 4/5. Heeft de hond al een aantal loopsheden doorgemaakt dan heeft sterilisatie nauwelijks nog preventieve werking op het ontstaan van melkkliertumoren. Ik adviseer om teefjes te laten steriliseren zodra ze 6 maanden zijn. Bij jonge dieren is de ingreep eenvoudiger en ze herstellen vaak (nog) veel sneller dan op latere leeftijd.

 

Leeftijdsbepaling.

 

Leeftijd-omrekenings-tabel:

HOND MENS
6 maanden 10 jaar
8 maanden 13 jaar
10 maanden 14 jaar
12 maanden 15 jaar
 18 maanden 20 jaar
24 maanden 24 jaar
3 jaar 28 jaar
5 jaar 36 jaar
9 jaar 44 jaar
11 jaar 52 jaar
13 jaar 60 jaar
15 jaar 76 jaar
17 jaar 84 jaar
19 jaar 92 jaar
21 jaar 100 jaar
 

Niet iedereen hanteert dezelfde omrekentabel. Voorheen was het gebruikelijk om ieder hondenjaar te vermenigvuldigen met 7. Echter: rekening houdend met allerlei fysiologische verschijnselen blijkt dit niet te kloppen. Immers: een hond van 1 jaar zou dan pas 7 jaar zijn, terwijl een teefje van deze leeftijd al pups kan werpen! Kijken we nu naar bovenstaande tabel dan zien we direct dat ook 15 jaar wel wat jong is om kinderen te krijgen voor de mens! Echter: qua ontwikkelingen in hormoonhuishouding, skelet en spierstelsel benadert de tabel het beste een "mensenleeftijd".

Er gebeurt van alles bij de ouder wordende hond. In de eerste plaats en het meest opvallend is de slijtage aan de tanden (zie ook onder gebit). De dierenarts kan meestal goed vast stellen hoe oud een hond is door naar het gebit te kijken. Andere uiterlijke kenmerken kunnen nauwelijks gebruikt worden om leeftijd vast te stellen, omdat de ene hond nu eenmaal eerder grijs wordt dan de ander, de ene hond eerder last krijgt van troebele ogen etc.

Leeftijdsbepaling aan de hand van het gebit
Pups hebben nog een melkgebit dat zal gaan wisselen en met ongeveer 5 a 6 maanden vervangen zal zijn door het definitieve gebit. Met ongeveer 3 a 4 maanden zullen de snijtanden uitvallen, daarna zullen de molaren en premolaren wisselen. Overigens zijn sommige rassen erg laat met wisselen en vallen de eerste tanden pas met 5 maanden uit! Maak u niet direct bezorgd wanneer de melktanden niet direct uitvallen en een "dubbele tandenrij" ontstaat. Duurt het te lang, dan kan de dierenarts de melktandjes gemakkelijk weghalen.

  • 1 t/m 3 incisivi (I) (snijtanden)
  • 4 canini (C) (hoektanden)
  • 5 t/m 8 premolaren (valse kiezen) (M)
  • 9 t/m 10 molaren (ware kiezen) P)

Voor de volwassen hond kan men de volgende tandformule aangeven:

  • links rechts
  • M P C I I C P M
  • boven 2 4 1 3 3 1 4 2
  • onder 3 4 1 3 3 1 4 3

Links en rechts zijn dus gelijk, alleen is de onderkaak niet gelijk aan de bovenkaak, in die zin dat in de onderkaak drie molaren zitten en in de bovenkaak slechts 2. De eerste premolaar is een heel klein kiesje dat laat verschijnt terwijl de pup nog zijn melkgebit heeft en dat niet meer zal wisselen.

 

Normale waarden van temperatuur, pols, en ademhaling:

 

Dit zijn de basisgegevens:
In onderstaande alinea worden enkele basis gegevens van de hond gegeven, zoals polsslag, ademhalingsfrequentie, en temperatuur. Deze gegevens zijn van belang om vast te stellen of de hond ziek is of niet. Soms geeft zelfs een van deze gegevens een idee in welke richting de dierenarts moet zoeken naar een aandoening. Het is handig om te weten wat de basisgegevens in normale situatie zijn voor uw hond! Immers: de drie basis gegevens verschillen per hond! Noteer dus ergens de normale uitgangswaarden.

  • De hartslag van pups en heel jonge honden varieert tussen 110 en 120 slagen per minuut. Volwassen honden hebben een hartslag tussen 90 en 100 slagen, terwijl de oudere hond 70 a 80 slagen per minuut heeft. Uitgangspunt hierbij is de hond in rust. Vanzelfsprekend neemt de hartslag toe tijdens inspanning. Tel gedurende minimaal 15 seconden de hartslag en vermenigvuldig dit met 4. Beter is een volle minuut te tellen, maar bij sommige honden is dit moeilijk, vanwege de beweeglijkheid.U kunt de hartslag tellen met wijs- en middelvinger, die u op de grote slagader legt aan de binnenkant van de achterpoot, hoog op het been, bijna op de plaats waar het been overgaat in de romp. Dit is echter vrij moeilijk. Het eenvoudigst is de hand op de linkerborst van de hond te leggen. U kunt echter via deze methode niet de "kracht" voelen, waarmee het bloed wordt rondgepompt. Kunt u bij een ziek dier de hartslag slecht voelen via de dijbeen slagader, dan is dit meestal een slecht teken. Een belangrijke wetenswaardigheid is het feit dat de hartslag bij de hond onregelmatig is! Hierover hoeft u zich dus niet ongerust te maken. Een zieke hond heeft meestal een snellere hartslag.
  • De ademhaling sfrequentie Net zoals bij de hartslag varieert de ademhalingsfrequentie (aantal ademhalingen per minuut) naar gelang de leeftijd van de hond. Jonge honden zullen 18 tot 20 keer per minuut ademhalen, volwassen honden 16 tot 18 keer en oudere honden 14 tot 16 keer per minuut. Natuurlijk zal de hond sneller gaan ademen bij inspanning. Normaal zal de hond door zijn neus ademen. Bij opwinding, warmte en inspanning zal de hond gaan hijgen en door de bek ademen. Hijgen in rust is meestal een teken dat de hond zich niet lekker voelt. Wanneer u wilt tellen hoe vaak de hond ademt telt u alleen de inademing, of de uitademing en niet allebei!
  • De normale temperatuur van de hond varieert tussen de 38 °C en 39 °C. U dient de temperatuur van de hond altijd rectaal, dat wil zeggen via de anus op te nemen. Wanneer u een kwikthermometer gebruikt dient u de hond erg goed vast te houden en het liefste met hulp van iemand anders. Wanneer de thermometer breekt is immers de kans groot dat het kwik in aanraking komt met de hond! Zorg dat de kwikthermometer op 36 ° C is afgeslagen. Pak de staart vast en trek deze iets omhoog. Steek dan voorzichtig het uiteinde van de thermometer in de anus en houdt de thermometer gedurende 3 minuten in de anus. Gebruikt u een digitale thermometer, dan zal de thermometer meestal zelf een signaal geven wanneer de waarde afgelezen kan worden. Ons advies is eigenlijk een digitale thermometer aan te schaffen speciaal voor de hond en deze bij de huisapotheek te bewaren. Een digitale thermometer is sneller af te lezen en brengt minder risico's met zich mee. De temperatuur is waardevolle informatie wanneer de hond ziek is. Heeft de hond koorts, meet dan enkele malen per dag.

 

De identificatie door middel van een chip:

 

Sinds een aantal jaren is het in België mogelijk om dieren via een elektronisch implantaat (de transponder of 'chip') van een identificatie te voorzien. Deze methode is in hoog tempo de tatoeage aan het vervangen. De in België gehanteerde technieken voldoen aan de ISO-norm. Sinds januari 1996 zijn er namelijk afspraken over de standaard waar chips aan moeten voldoen. De nu gebruikte chips voldoen allen aan deze ISO-standaard en zijn dus wereldwijd afleesbaar. De chip is een klein stukje elektronica dat onder de huid wordt ingebracht. Dit gebeurt via een injectienaald. De chip wordt afgelezen via een 'reader'. Via een centrale databank is 24 uur per dag op te vragen waar het dier met deze identificatie thuishoort. Het telefoonnummer hiervoor is: 070/222445. Daarmee is in principe gewaarborgd dat van een in België "gechipt" dier de gegevens van dit dier (en zijn eigenaar) vanuit iedere plaats over de wereld terug te vinden zijn.

Kan er niets mislopen bij het inbrengen van een chip?
De techniek wordt in België al geruime tijd toegepast. Dat houdt in dat we niet te maken zullen krijgen met onverwachte "kinderziekten". Alles is al jarenlang getest en verbeterd. Een voorbeeld hiervan is het aanbrengen van een speciale coating over het bioglas. Deze zorgt ervoor dat de chip binnen enkele uren "verkleeft" met de omgeving en dus niet door het lichaam gaat "zwerven". (Een chip die bij grote uitzondering wat 'wandelt' richt geen schade aan doordat deze altijd in de onderhuidse laag blijft en maximaal een paar centimeter opschuift.)

Doet het inbrengen van de chip pijn?
Het inbrengen van de chip gebeurt met een injectienaald. Hoewel die naald wel wat dikker is dan een naald waarmee de dieren hun jaarlijkse prik krijgen, is er nauwelijks reactie waar te nemen. De verklaring is dat door de elasticiteit van de huid alleen het hele dunne scherpe puntje van de naald een gaatje in de huid maakt. Daarna "rekt" dit gaatje gewoon een beetje en kan het dikkere deel van de naald erdoor. Omdat er onder de huid bijna geen gevoelszenuwen zitten doet het opschuiven van de naald onder de huid verder geen pijn. Al met al is het niet pijnlijker dan de jaarlijkse vaccinatie met het veel dunnere naaldje.

Hoe werkt zo'n chip?
Een chip bestaat uit:
Een omhulsel van bio-glas
Een hele kleine spoel
Als de spoel in een magnetisch veld wordt gehouden zal hierin een kleine inductiestroom ontstaan. Deze stroom is voldoende om de chip te activeren. Die chip is in wezen een vrij dom ding, want het enige wat hij kan is een code uitzenden. Deze code is altijd hetzelfde en bestaat uit 15 cijfers die niet veranderd kunnen worden. Voor België zijn de eerste 3 cijfers 985. Ieder dier waarvan de chipcode begint met 985 is dus een dier dat in België gechipt is. De volgende 3 cijfers geven aan welke categorie dieren het betreft (bijv gezelschapsdier) en door welke fabrikant de chip gefabriceerd is. Dan blijven er nog 9 cijfers over (dus 10 miljard verschillende nummers!) om voor elk dier een unieke herkenbaarheid te garanderen.

Moet mijn hond een chip dragen? Alle honden in België die geboren zijn na 31 augustus 1998 moeten kunnen geïdentificeerd worden en geregistreerd staan bij de Belgische Vereniging voor identificatie en Registratie van Honden (BVIRH). Deze identificatie moet kunnen gebeuren door middel van een microchip of door middel van een duidelijk leesbare tatoeëring. Wanneer je de grens oversteekt moeten volgens een verordening van de Europese Raad honden, katten en fretten voor reizen naar het buitenland, ook binnen de EEG, een officieel hondenpaspoort meehebben. De identificatie van de honden moet vermeld staan op het hondenpaspoort. Deze Europese richtlijn bepaalt dat de identificatie moet gebeuren door middel van een ingeplante microchip. Een goed leesbare tatoeëring ontslaat hen van deze verplichting. Let er evenwel op dat deze tatoeëring duidelijk leesbaar is om aan de grens geen moeilijkheden te krijgen. Vanaf 2011 moeten echter ALLE honden een microchip dragen indien zij de grens oversteken of ze nu getatoeërd zijn of niet.

Hoe en door wie kunnen deze nummers afgelezen worden?
Iedereen die beschikt over een ISO-aflezer kan íedere ISO-chip over de hele wereld aflezen. In België zijn het de dierenartsen die het initiatief hebben genomen om huisdieren te chippen. Deze beschikken dan ook vrijwel allemaal over een reader. Ook dierenambulances en asiels zijn tegenwoordig steeds meer in het bezit van zo'n reader. Belangrijk is wel dat zij beschikken over readers die ook niet ISO-chips kunnen aflezen, omdat er met name in de voorafgaande jaren ook wel dieren zijn ge-chipt met een niet ISO-chip.

Hoe vindt de registratie plaats?
Op een registratieformulier worden de gegevens van het dier, zijn eigenaar en degene die de chip heeft aangebracht vermeld.Deze formulieren worden door de dierenarts in orde gebracht. Vervolgens wordt dit formulier opgestuurd naar de Belgischee Databank voor Gezelschapsdieren (ABIEC-BVIRH.) in Brussel.

Een chip zorgt er dus voor dat huisdieren die vermist of verwond zijn weer snel bij de eigenaar terugbezorgd kunnen worden. Daarnaast kunnen gestolen dieren zo ook makkelijker opgespoord worden (het bewijs van eigendom is in het dier aanwezig!).

Welke voordelen heeft de "chip" boven tatoeëren?

  • Het inbrengen van de chip is vrijwel pijnloos. Bij tatoeëren moeten er tientallen gaatjes gemaakt worden!
  • Een chip werkt altijd! Bij 60% van de tatoeages is na 2 jaar het nummer niet meer afleesbaar!
  • Een chip is niet ontsierend voor het dier.
  • Het aflezen van een chip met een reader duurt nog geen seconde. Probeer dit zelf eens met het aflezen van de tatoeage bij uw eigen hond (of kat).
  • Alle dieren, van muis tot olifant kunnen gechipt worden.
  • De chip kan niet veranderd worden; hij kan maar één nummer weergeven.
  • In de meeste gevallen kan de plaats van de chip niet meer nauwkeurig worden bepaald zodat hij in geval van diefstal niet te verwijderen is.
  • Doordat alle gegevens van alle dieren in één centrale Databank komen hoef je je niet af te vragen bij wie je voor de informatie moet zijn.
  • Door middel van het unieke nummer kan de herkomst van het dier overal ter wereld vastgesteld worden.
  • In de ISO-standaard staat dat chips getest moeten zijn door een onafhankelijke instantie genaamd ICAR. Hierbij wordt ook fraudebestendigheid en leesvastheid getest: het nummer op de chip is dus niet te wissen of te veranderen.

Zijn er ook nadelen verbonden aan het chippen?
Eigenlijk is het enige nadeel dat je aan de buitenkant niet kunt zien of een dier gechipt is. Het is dus gewoon nodig om zo snel mogelijk te zorgen dat ieder dier in België zijn eigen chip heeft.

 

Reizen met de hond en kat:

 

Tegenwoordig is het steeds gemakkelijker om de hond mee te nemen wanneer we reizen naar het buitenland. Er moet echter wel rekening gehouden worden met eisen die de verschillende landen stellen aan de invoer van een hond. Sommige landen (o.a. Malta ) hebben zelfs een quarantaine ingesteld van 6 maanden.

Enkele zaken waar u rekening mee moet houden voor vertrek:

  • Klimaat?
    Is het klimaat ter plaatse wel geschikt om de hond mee te nemen? Moet ik iets aan de vacht doen voordat we op reis gaan (zoals knippen of scheren)? Is het niet te heet of juist te koud?
  • Entingen?
    Heeft de hond alle standaard entingen (zie entingen) gehad en zijn die alle actief wanneer we op reis gaan?
  • Rabies?
    Is de hond inge-ent? Is dit een verplichting in het land? Hebben we een verklaring nodig? Een legalisering?
  • Ziekten?
    Zijn er ziekten waar we rekening mee moeten houden? Parasieten of insecten die ziekten kunnen overbrengen? Kunnen we daar iets aan doen via een vaccinatie? Iets anders? Weegt het risico op tegen de voordelen om de hond mee te nemen?
  • Europees paspoort?
    Dit is vanaf heden verplicht voor elke hond, kat en fret die zich verplaatst buiten de landsgrenzen.Hierin komen alle nodige verklaringen en onderzoeken. u heeft dus maar 1 document meer nodig.
  • Quarantaine?
    Heeft het land een quarantaine verplichting? Hoe lang is deze?
  • Identificatiechip?
    Wanneer u buiten de vertrouwde omgeving bent, kan uw hond gemakkelijk verdwalen. Indien uw hond een identificatiechip heeft, kan hij eenvoudig herkend worden en aan de hand van de geregistreerde gegevens kan de eigenaar snel worden gevonden. Zelfs in het buitenland. Een chip is ook verplicht om in aanmerking te komen voor het PET-scheme om Engeland in te komen.
  • Eisen per land : Onderstaand zijn voor enkele populaire vakantiebestemmingen de eisen wat betreft rabies (hondsdolheid) en verklaringen aangegeven. Raadpleeg echter altijd ruim voor vertrek de dierenarts! De dierenarts zal zorg dragen voor eventuele legalisering van verklaringen. Informeer ook bij de ambassade van het land van bestemming, want de locale wetgeving kan al eens veranderen. Een verwittigd persoon is er twee waard.
LAND quarantaine (duur in maanden) Rabies(dagen vooraf) gezondheidsverkl.(dagen vooraf)
België 0 Ja 30 dagen Nee
Bulgarije 0 Ja 30 dagen Ja 5 dagen + rvv
Denemarken 0 Ja 30 dagen Ja
Duitsland 0 Ja 30 dagen Nee
Finland 0 Ja 30 dagen Ja
Frankrijk 0 Ja 30 dagen Ja 5 dagen
Griekenland 0 Ja 6 dagen Ja 6 dagen + rvv
Groot Brittanie Zie onder Zie onder Zie onder
Hongarije 0 Ja 30 dagen Ja 8 dagen + rvv
Ierland 6 maanden Nee Ja
Italië 0 Ja 20 dagen Ja 30 dagen + rvv
Kroatië 0 Ja 30 dagen Ja
Luxemburg 0 Ja 30 dagen Nee
Malta 6 maanden Ja 20 dagen Ja + rvv
Marokko 0 Ja 30 dagen Ja
Nederland 0 Ja 30 dagen Nee
Noorwegen 0 Ja 30 dagen Ja
Oostenrijk 0 Ja 30 dagen Ja
Polen 0 Ja 30 dagen Ja 3 dagen
Portugal 0 Ja 30 dagen Ja + rvv
Slovenië 0 ??? Ja + rvv
Slovakije 0 Ja 30 dagen Ja + rvv
Spanje 0 Ja 30 dagen Ja 10 dagen
Suriname 0 Ja 30 dagen Ja 14 dagen + rvv
Tjechië 0 Ja 21 dagen Ja + rvv
Turkijke 0 Ja 30 dagen Ja + rvv + Cons
Zweden 0 Ja 30 dagen Ja
Zwitserland 0 Ja 30 dagen Ja

Bijzondere eisen: Bovenstaand overzicht geeft duidelijk aan dat de rabies enting eigenlijk voor ieder land noodzakelijk is. Tevens zijn er landen die bijzondere legaliseringen vragen van de ambassade of zelfs het consulaat. Er zijn echter ook landen die extra eisen stellen aan de invoer van de hond, zoals bijvoorbeeld Noorwegen Groot Brittanië en Zweden. Voor deze landen zijn bloedtesten nodig, die o.a. bepalen of de hond voldoende antistoffen heeft tegen rabies. Raadpleeg voor deze landen zeker ruim van te voren de dierenarts. Kosten voor invoer naar deze landen zijn redelijk hoog. Frankrijk laat geen pups toe onder de drie maanden oud. Sommige landen, zoals Singapore en Turkije, accepteren bepaalde rassen niet.

*** Engeland start vanaf 28 februari 2000 met een PETS project. Honden kunnen als test worden ingevoerd in Engeland als aan de volgende eisen wordt voldaan:

  • hond heeft een microchip
  • werd geent tegen rabies
  • heeft een bloedtest ondergaan om vast te stellen dat de enting effectief is geweest
  • heeft een behandeling tegen teken en rondwormen gehad (24-48 uur van te voren)
  • heeft een PETS certificaat

Helaas is het nog steeds een heel gedoe om de hond in te voeren. Er zijn laboratoria aangewezen dat de bloedtests kunnnen uitvoeren. Raadpleeg uw dierenarts ruim van tevoren als u plannen heeft om naar Engeland te reizen.

Tips:
Aangeraden wordt de hond in ieder geval alle "normale" entingen te laten geven, ruim voor vertrek. Met "normale" entingen wordt in dit geval bedoeld de Hondeziekte, Leverziekte, Ziekte van Weil, Parvo en eventueel de Kennelhoest vaccinatie. Ook een wormenkuur gegeven ruim voor vertrek is raadzaam. Denk niet dat slecht wordt gecontroleerd! Ontbreken de papieren, dan mag men zelfs de hond in beslag nemen. Goede actie vooraf voorkomt dus een hoop problemen!

Ziekten in vreemde landen
Van diverse landen is al op voorhand bekend dat er bepaalde ziekten veelvuldig voorkomen. Het is dus raadzaam hier rekening mee te houden. Wij benadrukken dat deze lijst niet volledig is.

Rabies is de andere benaming voor hondsdolheid. Rabies is een besmettelijke virusziekte, die niet zozeer in België voorkomt, maar wel in de meeste landen van Europa. Via speeksel wordt de ziekte verspreid. Is het dier besmet, dan wordt het dier na 15 tot 50 dagen ziek. Er zijn drie stadia van de ziekte, maar hier gaan we verder niet op in. Een besmet dier wordt erg agressief, krijgt schuim op de bek en wordt zeer onrustig. De ziekte is voor mensen levensgevaarlijk. Een rabies enting is 1 jaar geldig en wordt actief 30 dagen na vaccinatie. Vooral Duitsland is berucht om het voorkomen van rabies, maar ook andere Europese landen kennen deze ziekte.

Hartworm In België komt deze ziekte weinig voor. De parasiet zit in het bloed en de weefsels, en geeft beschadigingen aan het hart, longen en lever en kan soms dodelijk zijn. De steekmug is tussengastheer. Verschijnselen zijn onder meer verminderd uithoudingsvermogen, en eventueel hoesten. In het beginstadium is behandeling meestal succesvol. Probeer te vermijden dat de hond gestoken wordt door muskieten. De ziekte komt voor in alle tropische en subtropische gebieden, en Spanje, Zuid-Frankrijk, Italie en Roemenie. Overigens trekt de ziekte steeds verder op naar het noorden (en dus naar België).

Babesiosis is een andere naam voor tekenkoorts. De ziekte wordt overgebracht door bepaalde - besmette - teken. Door de beet wordt een miscroscopisch kleine parasiet overgedragen op de hond. Deze parasiet zal de rode bloedlichaampjes binnendringen en op deze manier de ziekte veroorzaken. De honden in België hebben geen weerstand opgebouwd tegen deze ziekte, omdat de ziekte niet voorkomt in België. De incubatietijd is 2 tot 3 weken. Verschijnselen zijn: koorts, bloedarmoede, bruine tot wijnrode urine en geelzucht. Wanneer de ziekte chronisch wordt dan zal de hond lusteloos worden en vermageren. Zorg voor een goede tekenband, of een goede spray tegen vlooien die ook tegen teken werkt. Tegenwoordig kan men de hond laten enten door de dierenarts. Men kan kiezen tussen twee entingen die met een tussenruimte worden gegeven en ruim van te voren, met lange werkingsduur en een eenmalige injectie die 3 à 4 weken bescherming biedt. Controleer uw hond geregeld op teken en verwijder deze met een tekenvoetje. Mocht de hond toch ziek worden dan is behandeling in principe mogelijk, mits tijdig begonnen. De ziekte komt voor in (sub)tropische streken en Zuid Europa. Overigens trekt ook deze ziekte langzaam naar het Noorden.

Leishmaniose Deze ziekte wordt overgedragen door zandvliegjes. De vliegjes besmetten de hond en de witte bloedlichaampjes zullen worden aangetast. Eigenlijk heeft de hond in beginsel slechts vage klachten als vermoeidheid, huidproblemen en algehele malaise. Het is een ernstige aandoening met matige prognose. Diagnose wordt gesteld middels bloedonderzoek. De incubatietijd is 3-7 maanden maar kan uitlopen tot een jaar, dus wees bedacht op deze ziekte wanneer de hond na terugkomst ziek wordt! Er bestaat helaas geen vaccin voor deze gevreesde ziekte en behandeling wanneer de hond toch besmet werd is matig. Men moet proberen de hond te beschermen tegen vliegen en de hond niet gedurende de nacht buiten te laten liggen. Het komt het meeste voor in Z-Frankrijk, Spanje, Portugal, Griekenland, Italie, Amerika en Azie.

Rickettsiosis Deze ziekte wordt veroorzaakt door ziekteverwekkers van het geslacht Ehrlichia canis. Dit is geen bacterie en ook geen virus. Net als babesiosis wordt ook deze aandoening overgebracht door teken. De incubatietijd is gemiddeld 3 weken. Symptomen zijn koorts, slijmerige afscheiding uit neus en ogen, gezwollen lymfeklieren, geen eetlust, vermagering en soms bloederige dunne ontlasting. Behandeling is in het beginstadium goed mogelijk. De verwekkers reageren, net als bacterien, goed op antibiotica. De ziekte komt vooral voor in de tropen en subtropen, Nederlandse Antillen en Middellandse Zeegebieden.

 

Het werpen bij de teef :

 

De tijd voor het werpen:
Vanaf het moment dat de teef gedekt is tot aan de geboorte, zit gemiddeld negen weken (= 63 dagen). Maar de pups kunnen al geboren worden vanaf 59 tot 67 dagen na dekking. Bij de hond geldt in het algemeen: hoe meer pups, des te korter de dracht. Als de dracht minder dan 59 dagen of meer dan 67 dagen duurt, moet de dierenarts gewaarschuwd worden. Als de pups te vroeg geboren worden, kunnen ze in de problemen komen. Als de dracht te lang duurt, kunnen zowel de teef als de pups het moeilijk krijgen bij de geboorte. De dierenarts kan bepalen of het verstandig is nog iets langer te wachten, of dat het noodzakelijk is om dan een keizersnede te doen.

De geboorte
Voor veel hondenbezitters is een nestje fokken het meest spannende en vertederende wat ze met hun hond kunnen meemaken. Naast veel plezier en energie is ook kennis nodig om deze bijzondere gebeurtenis te begeleiden. De eigenaar en huisgenoten moeten een beetje de rol op zich nemen van de reu en roedelgenoten. Dit is anders dan bij de meeste moederpoezen, bij een teef moet wel degelijk ¨meegemoederd¨ worden. Het onderstaande artikel probeert de toekomstige hondenfokker inzicht te verschaffen in dit boeiende onderwerp, wat er mis kan gaan en waar je op moet letten. Maar een gesprek met een ervaren fokker of je eigen dierenarts is zeker zo belangrijk voor je dit ¨halfjaarproject¨ start

Belangrijke voorbereidingen
De voorbereiding voor de geboorte van de puppies begint eigenlijk al op het moment dat de teef gedekt is. Het is voor de eigenaar belangrijk om te weten wat er gaat gebeuren, om zo goed mogelijk voorbereid te zijn als het moment daar is. Hiervoor is een gesprek met de dierenarts nuttig, om de te verwachten problemen bij de teef te bespreken. Daarnaast moet de teef ook voorbereid zijn. Ze moet voldoende eten krijgen van goede kwaliteit en voldoende op haar gemak zijn om te werpen.

Schijndracht
Het is ten eerste belangrijk te weten of een teef na dekking inderdaad drachtig is. Ook als een teef niet drachtig is, zal ze zich na de dekking gaan gedragen alsof ze wel drachtig is: ze kan zelfs na 9 weken doen alsof ze pups krijgt en met knuffels gaan sjouwen alsof het haar pups zijn. De melkklierpakketten raken gezwollen en ze kan ook melk gaan geven. Dit is de zogenaamde schijndracht. Deze schijndracht komt ook voor als de teef niet gedekt is. Het is altijd raadzaam de schijndracht te behandelen want zoniet kan er een melkklierontsteking met eventueel abcessen, en zelfs een baarmoederontsteking ontstaan met even nare gevolgen tot zelfs een operatie toe. De dierenarts zal het nodige doen.

Wanneer weten we meer?
De dierenarts kan rond de dertigste dag na dekking voelen of er vruchtkamers aanwezig zijn in de buik van de teef. Dit zijn harde bollen met vruchtwater en een onvolgroeid puppy dat daarin drijft. Sommige dierenartsen gebruiken echo om de dracht aan te tonen; dit kan zelfs al iets eerder. Na ruim 6 weken kan een röntgenfoto gemaakt worden om te bekijken hoeveel puppies er zijn. Vanaf dan is het skelet van de pup zover ontwikkeld, dat het zichtbaar wordt op een röntgenfoto. Ook kan dan het aantal pups worden geteld, wat belangrijk is bij de geboorte. We weten dan "of ze er allemaal zijn"!! Verder is ook een bloedonderzoek mogelijk om de dracht aan te tonen.

De werpbak of kist
De teef moet wennen aan een plaats waar ze rustig kan werpen, enkele weken voor de pups verwacht worden. Hiervoor is een werpkist zeer geschikt. Dit is een kist waar de teef en haar pups gemakkelijk in passen. Aan de voorkant is de rand zo laag, dat de teef er gemakkelijk in kan. De rand is wel zo hoog dat de pups er niet uit kunnen. Veel teven hebben graag een werpkist die overdekt is. Ze voelen zich dan meer beschermd. De lichaamswarmte wordt zo beter vastgehouden. Deze overdekking moet er dan wel gemakkelijk afgehaald kunnen worden. In de natuur graven wolven ook ondergrondse holen om hun jongen te werpen. Als bodembedekking in de kist is er de keuze uit een moltondeken, ribkarton, lakens of kranten. Dat het belangrijk is om de kist vaak te verschonen, spreekt voor zich. De kist moet op een rustige, tochtvrije en niet te koude plaats staan. Het is belangrijk dat pasgeboren pups het warm genoeg hebben. De teef zorgt in belangrijke mate voor de directe warmte. Een geïsoleerde werpkist houdt deze warmte goed vast. Als het toch nog te koud is, zullen de pups veel piepen en rondkruipen, op zoek naar warmte. Een kruik (met een handdoek eromheen) van 40°C kan dan voor wat extra warmte zorgen.

Het werpen gaat beginnen
De geboorte zelf is in te delen in drie fasen: de voorbereidingsfase, de ontsluitingsfase en de uitdrijvingsfase. In de voorbereidingsfase bereidt de teef zelf de komst van haar pups voor. In veel teven zit nog de drang om een hol te graven. Ze doen alsof ze een hol graven in de dekens of kranten in de werpkist. Er zijn teven die inderdaad buiten een hol gaan graven, als ze daar de kans voor krijgen. Dit graven, of nestbouw gedrag, wordt afgewisseld met 'normaal' gedrag. De teef zal zich ook vaak likken, voornamelijk van onderen (de vulva). Dit gedrag komt ook voor bij de schijndracht. In de ontsluitingsfase heeft de teef weeën. De weeën beginnen 12 tot 24 uur voordat de pups geboren worden. De lichaamstemperatuur daalt nu ook zo'n 1 à 2 graden. Deze weeën zorgen ervoor dat de baarmoedermond opgerekt wordt. De dieren hebben minder trek dan normaal en ze plassen en onlasten veel, waarbij de ontlasting wat dunner kan worden. Laat ze daarom veel uit, of, beter nog, zorg dat ze zelf naar buiten kunnen om hun behoefte in de tuin te doen. Vlak voor de uitdrijvingsfase begint, zal de ademhaling sneller gaan en kunnen de teven ook gaan braken. De uitdrijvingsfase begint op het moment dat de teef mee gaat persen met de weeën. Dit meepersen is het gevolg van een reflex. Deze reflex wordt veroorzaakt doordat er een puppy in de bekkenholte ligt. Tijdens een wee zal de teef meerdere malen persen. Ze houdt de staart af om meer ruimte in de bekkenholte te krijgen. Meestal ligt de teef, maar ook gehurkt en staand persen kan voorkomen.

Reu zijn: een belangrijke taak
De eigenaar vervult tijdens de geboorte eigenlijk de rol van reu. Dit betekent voor de teef dat er iemand in de buurt is die zij vertrouwt en die haar zal beschermen. Hierdoor zal de teef zich veel meer op haar gemak voelen tijdens de geboorte. Het is wel belangrijk dat de eigenaar het vertrouwen ook geeft. Dus niet in paniek raken, maar rustig en vooral geduldig blijven. Er zijn vele gevallen bekend waarbij de eigenaar tijdens de geboorte wegging, waardoor deze veel langer duurde of zelfs lange tijd stopte. De eigenaar moet tijdens het geboorteproces een (schriftelijk) verslag bijhouden. Hierin moet staan wanneer de teef begon met persen, wanneer de pups geboren werden en eventuele bijzonderheden en het tijdstip waarop deze gebeurden. Het waarnemen is erg belangrijk, maar niet te snel ingrijpen ook! Door het bijhouden van de gebeurtenissen is het makkelijker om met de dierenarts te overleggen en te bepalen wanneer er moet worden ingegrepen.

Hoe gaat het normaal?
Het persen kan lang duren, voor de eerste pup kan dit al gauw een paar uur in beslag nemen. Wordt echter het geboorteblaasje of de pup zelf zichtbaar, dan mag het nog maximaal een uur duren. De volgende pups moeten, als er vaak en krachtig geperst wordt, in een half uur geboren worden. Teven nemen na de geboorte van elke pup echter meestal een kortere of langere pauze, waarin niet geperst wordt. Daarom duurt het gemiddeld drie kwartier tussen de geboorte van twee pups. De pauze waarin niet geperst wordt, mag wel twee tot drie uur duren. Teven kunnen tijdens deze periode in slaap vallen, waardoor het nog wel langer kan duren voor ze weer begint met persen. Als een teef al lang aan het persen is, en de pup is deels zichtbaar, dan kan voorzichtig geprobeerd worden de teef een beetje te helpen. Dit mag uiteraard alleen gebeuren door iemand die al enige ervaring heeft. Geef zelf nooit weeënbevorderende middelen. Deze kunnen meer kwaad dan goed en mogen alleen na onderzoek door een dierenarts worden toegediend (indien nodig).

Wanneer is er professionele hulp gewenst ?
Het is noodzakelijk in de volgende gevallen de dierenarts te bellen:

  • In alle bovenstaande gevallen waarin de maximum tijd wordt overschreden
  • Als de teef al een uur of twee zwak perst, maar er wordt niks zichtbaar
  • Als er nog pups in de baarmoeder zijn en er is al ruim twee uur niet meer geperst
  • Als de teef ziek lijkt (braken en diarree rond de geboorte zijn vaak 'normaal')
  • Bij stinkende of raar gekleurde uitvloeiing uit de vulva
  • Verlies van veel bloed via de vulva
  • Onzekerheid over het geboorteverloop of de gezondheid van de teef en/of pups

Na de geboorte: de nageboorte
Elke pup heeft een eigen nageboorte. De nageboorte komt als regel na elke pup af. Soms gebeurt het dat er eerst twee pups komen en dan pas twee nageboorten. Meestal zit de nageboorte nog aan de pup vast. Maar omdat de nageboorte niet meer met de teef is verbonden, krijgt de pup na geboorte geen zuurstof meer via de navelstreng. De teef eet de nageboorte op, en deze breekt af op een bepaalde plek in de navelstreng. Als dit niet gebeurt, stopt de teef met eten als ze bij de pup is gekomen. Laat de teef niet teveel nageboorten opeten, aangezien ze hier diarree van kan krijgen.

Als een jong nog in de vruchtvliezen zit bij de geboorte, bijt de teef deze stuk. Als de teef het niet kan, zoals bij sommige onervaren teven en sommige rassen het geval is, moet de eigenaar dit doen. Ook het verbreken van de navelstreng moet soms door de eigenaar gebeuren. Doe dit vrij ver van de buik van de pup, om inscheuren in de buik te voorkomen. Als de teef haar pups niet droog likt, moeten ze ook goed drooggewreven worden. Als een pup geboren is, zal deze direct op zoek gaan naar de tepels van de teef, om z'n geboorte met een lekkere slok melk te vieren!

Waar letten we op na het werpen?
Na het werpen zal de teef veel meer voer nodig hebben. Dit kan drie weken na de bevalling wel vier keer zoveel zijn als normaal. Geef haar een uitgebalanceerde, energierijke voeding, verdeeld over meerdere maaltijden per dag. Ze zal dan geen extra vitaminen en mineralen nodig hebben. Zorg ook altijd voor een grote bak met schoon en vers drinkwater. Als de pups bijgevoerd worden, vanaf 3 tot 4 weken leeftijd, kan de hoeveelheid voer van de teef geleidelijk verminderd worden tot na het spenen, op 6 tot 8 weken leeftijd.

 

De verzorging van een nestje pups:

 

Wat hebben de pups van zorg nodig?
De eerste weken van hun leven drinken pups uitsluitend moedermelk. Deze melk is zeer voedzaam en energierijk. De melk bevat meer energie, eiwitten, vet en calcium dan koemelk of geitenmelk. Vanaf 3 tot 4 weken na de geboorte kunnen de pups bijgevoerd worden, het liefst met puppyvoer. Ideaal is blikvoer, omdat dit zacht is en daarom gemakkelijk te eten met het melkgebit. Om de pups te stimuleren zelf te eten, kan de eerste dagen een moedermelk- vervangend product op een schoteltje worden aangeboden. Hierna kan geleidelijk worden overgegaan op het puppyvoer.

Pups moeten 5 tot 6 keer per dag gevoerd worden. Een of twee voerbakjes is genoeg voor een heel nest. Het stoeien om een goede plaats bij de voerbak stimuleert de eetlust. Op een leeftijd van 6 tot 8 weken zijn de meeste pups aan het vaste voer gewend en kunnen ze gespeend worden.

Wat als de pups zonder moeder vallen?
Na het spenen is een uitgebalanceerde voeding van zeer groot belang voor het gezond opgroeien van de pup. Te weinig, te veel of verkeerde voeding kan ernstige gevolgen hebben voor de rest van zijn leven. Een speciale puppyvoeding is zeer geschikt. Hierin zit een goede verhouding aan energie, eiwitten, vitaminen en mineralen. Hierdoor zal er goede spierontwikkeling zijn, terwijl de pup een goed skelet en gebit zal opbouwen. Extra vitaminen en mineralen zijn niet nodig en kunnen schadelijk zijn.

Twee groeifasen
De groei van de pup is in twee fasen te verdelen. De eerste fase is die van snelle groei. De pup heeft nu veel energie nodig. Als de pup ongeveer half-volgroeid is, begint de tweede fase, de fase van meer gematigde groei. De energiebehoefte neemt dan geleidelijk af totdat de hond volwassen is en de energiebehoefte van een volwassen hond heeft. Om aan de voedingseisen gedurende de gehele groei te voldoen, zijn er tweefasen puppyvoedingen verkrijgbaar.

De duur van de twee fasen is verschillend per ras. Kleine rassen, zoals de Yorkshire terriër, zijn op een leeftijd van 6 tot 9 maanden volgroeid. Zeer grote rassen, zoals de Duitse dog, zijn pas op een leeftijd van 18 tot 24 maanden volgroeid. Voornamelijk voor de grote rassen is het van belang om rustig uit te groeien in de tweede fase, zodat bot- en gewrichtsproblemen worden voorkomen.

De hoeveelheid voedsel
De pas gespeende pup zal ongeveer twee tot drie keer zoveel energie nodig hebben als een volwassen hond van hetzelfde gewicht. Deze hoeveelheid kan het beste verdeeld worden over 3 tot 4 maaltijden per dag. Later kan dit teruggebracht worden tot 2 tot 3 maaltijden per dag. De hoeveelheid voer die de pup nodig heeft, is afhankelijk van z'n gewicht en leeftijd. Dit is aangegeven op elk pak of blik puppyvoer. Overvoeren van pups kan, behalve botproblemen, ook zorgen voor te dikke volwassen honden. Zorg wel altijd voor voldoende vers en schoon drinkwater.

Ontlasting
De ontlasting van de pup hoort goed gevormd en stevig te zijn. De pup moet echter veel eten, en hierdoor kan de ontlasting zacht zijn. Het geven van gemakkelijk verteerbaar voedsel zorgt voor minder en beter gevormde ontlasting. Dunne ontlasting kan ook komen door plotselinge voerveranderingen. Sommige pups zijn hier heel gevoelig voor. Voerveranderingen moeten altijd geleidelijk gebeuren, en tafelresten kunnen beter niet gegeven worden. Oudere pups kunnen diarree krijgen van koemelk (zie ook 'huisdieren met voedingsallergie').

Noodzaak aan warmte
Het is belangrijk dat de pups warm blijven. Hiervoor kan bijvoorbeeld een kruik of een warmtelamp gebruikt worden. Zorg vooral dat het niet te warm wordt; pups en kittens jonger dan 10 dagen kunnen nog niet wegkruipen als het te warm wordt.

 

Wat zijn wolfsklauwen

 

Wolfsklauwen (of Sint Hubertusklauwen) zijn extra klauwen die vookomen aan de achterste poten. Ze kunnen enkel of dubbel zijn. Meestal zijn ze benig vergroeid met het onderbeen, soms enkel met een peesje vergroeid. Bij enkele rassen is het een raskenmerk, en dan moeten ze aanwezig zijn. . Bij het overgrote deel van de honderassen is het een overbodigheid! Let op:niet alle honden worden ermee geboren. Best worden ze al bij de geboorte verwijderd. Later heb je er meestal alleen miserie mee. De honden blijven er gemakkelijk in hun haren mee hangen als ze zich krabben of als ze door bos en weide lopen. Ook in het tapijt of dekens is dat mogelijk. Als deze nagel (de vijfde nagel van de achterpoot) dan afscheurt, komt er nogal wat pijn en bloed bij kijken. Let wel op: bij sommige rassen zijn wolfsklauwen verplicht! Lees er dus eens grondig de rasstandaard van je favoriete ras op na voor je iets onderneemt.

Volledigheidshalve som ik hier de rassen op die WEL wolfsklauwen MOETEN hebben:

  • Beauceron
  • Briard
  • Pyreneese berghond
  • Pyrenese herdershond
  • Matin Espanol
  • Bij Afghaanse windhond en Sint Bernard zijn ze toegelaten, maar niet verplicht.
  • ALLE ANDERE RASSEN MOETEN ZONDER ZIJN !!!

 

Op zoek naar een asiel voor een hond te adopteren ?



Via deze link kom je bij de asielen in jouw buurt:

https://www.dierenasiels.com/zoek/asiels/belgie

 

Het Europees paspoort voor gezelschapsdieren



Er is een nieuw EU-paspoort voor gezelschapsdieren. Dit document gaat in de hele Europese Unie alle nu in omloop zijnde verklaringen, certificaten, reisdocumenten en entingboekjes vervangen. Het wordt ook het enig geldige verplichte reisdocument voor honden, katten en fretten, die in Europa over de grens reizen.

Vanaf 1 oktober 2004 moeten honden, katten en fretten over een paspoort beschikken om te mogen reizen in de Europese Unie. Door deze nieuwe, communautaire wetgeving, worden de regels inzake de verplaatsingen van huisdieren met elkaar in overeenstemming gebracht.
Het paspoort wordt afgeleverd door de dierenarts bij het plaatsen van de chip in de het dier. Dieren die al een chip hebben, maar nog geen Europees paspoort kunnen alleen een Eur. paspoort bekomen bij aanvraag bij BVIRH-ABIEC Postbus 168 1060 Brussel, Tel 070/222.445 , mits betalen van 5 euro. Dit document levert het bewijs dat hij geïdentificeerd is door een elektronische chip of, voor een overgangsperiode van 8 jaar, door een tatoeage. Het nummer van het paspoort is samengesteld uit de ISO code van de lidstaat, gevolgd door een uniek nummer, dit is NIET het nummer van de elektronische chip of van de tatoeage.

Tot 2008 passen Groot-Brittannië, Ierland en Zweden een afwijkend, strenger regime toe (met name een test die het gehalte van antilichamen bepaalt, behandeling tegen teken en parasieten).

In België is ditzelfde paspoort sinds 7/6/2004 echter ook verplicht als bewijs van de verplichte registratie. Concreet betekent dit dat elke hond in België geïdentificeerd moet worden en dat zijn gegevens geregistreerd moeten worden in een centrale databank en dit vooraleer de hond verkocht wordt of vooraleer hij vier maanden oud is. Voor elke hond die zo geregistreerd wordt, moet ook een paspoort afgeleverd worden. Wanneer men een hond aankoopt, dient men er zich dan ook steeds van te verzekeren dat het dier vergezeld gaat van een paspoort.

Opmerking: Het Europees dierenpaspoort wordt alleen via de dierenarts en BVIRH uitgegeven. Die moet ervoor betalen, dus het zal niet gratis kunnen zijn (zoals vaak wel het geval was met de door de vaccinleveranciers geleverde entingboekjes vroeger).

Neem contact met uw dierenarts om de prijs te vragen.

Het Europees paspoort is een mooi, vrij dik boekje geworden, waarin alle inentingen, ontwormingen, operaties en andere gegevens geregistreerd kunnen (moeten) worden. In principe is het natuurlijk ook beter wanneer er één, echt, officieel dierenpaspoort is voor alle huisdieren. De andere aparte documenten van vroeger komen te vervallen en staan nu allemaal samen in datzelfde paspoort. Ook de fokker kan dan zijn betrouwbaarheid laten zien: levert hij een pup of kitten met een door de dierenarts geleverd en ingevuld Europees dierenpaspoort, dan is de pup of kitten in ieder geval bij een echte dierenarts geweest en betrouwbaar gevaccineerd en gechipt.

Een model kan je bekijken via onderstaande link:

https://www.huisdierinfo.be/paspoort-honden

WANNEER HEBT U EEN EUROPEES PASPOORT ECHT NODIG?
U moet voor uw dier een Europees Dierenpaspoort aanschaffen indien het een hond, kat of fret is, die wel eens mee gaat naar het buitenland. Alleen dan is het echt verplicht. Natuurlijk hopen de regeringen en dierenartsen van Europa dat dit nieuwe dierenpaspoort ook algemeen gebruikt gaat worden, maar dat hangt van uzelf af. Voor de prijs hoeft u het niet te laten.

HOE KOMT U AAN HET NIEUWE DIERENPASPOORT?
U kunt dit bij uw dierenarts of bij BVIRH kopen. Het meest logische is om er de volgende keer dat u uw dier laat inenten om te vragen. Als u uw dier tegen rabiës laat inenten, krijgt u het ook automatisch, want de huidige bekende rabiësverklaring komt te vervallen. De dierenarts zorgt dan voor overname van de nodige gegevens in Uw nieuwe dierenpaspoort.

OVERGANGSREGELING
Om de invoering van de nieuwe regels te vergemakkelijken heeft de Europese Commissie bepaald dat de rabiëscertificaten die zijn afgegeven vóór 3 juli 2004 geldig blijven tot de datum dat ze verlopen zijn. Heeft u dus in de lente 2004 uw dier al laten inenten tegen rabiës, en heeft uw dier al een chip, dan hoeft u het nieuwe paspoort nog niet aan te schaffen, maar hoeft dat pas na het verlopen van de geldigheidsdatum van de rabiësverklaring (dus in de praktijk bij uw volgende rabiësvaccinatie).

PROBLEMEN
Aangezien de nieuwe wetgeving nogal ingrijpend is, en het nieuwe paspoort alleen in de eigen taal en Engels opgesteld is, is het mogelijk, dat u toch het een en ander aan niet-begrijpende douaniers moet uitleggen. Voor alle info over het dierenpaspoort kunt u terecht bij:

  • FOD Volksgezondheid (Belgisch ministerie volksgezondheid)
    Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
    Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding
    Afdeling Dierengezondheid en dierlijke producten R.A.C.
    Arcadengebouw 3de verdieping - bur. 3059, B - 1010 Brussel
    Tel.: 02/210.52.55
    Fax : 02/210.52.64
    e-mail: willem.dhooghe@health.fgov.be

 

De chip en de registratie:


Waarom een chip?
Een hond of kat kan zijn halsband met penning of adreskokertje verliezen. De tot nu toe gangbare methode van identificatie bij honden is het tatoeëren. Het tatoeëren is een soms vrij pijnlijke en tijdrovende ingreep, die soms niet zonder verdoving kan worden uitgevoerd.In veel gevallen vervagen tatoeagenummers na verloop van tijd of zijn ze door haargroei niet meer (goed) leesbaar. Bovendien zijn tatoeagenummers makkelijk te vervalsen. Bij asielkatten wordt de tatoeage ook wel toegepast, maar in het circuit van de raskatten is het tatoeëren uit den boze.De meeste katteneigenaren en vinden de groene tatoeagenummers in de oren van hun kat niet mooi staan.

Redenen voor een goede identificatie
Een goed systeem om katten te identificeren is om meerdere redenen van belang.Voor de meeste eigenaren van katten is de belangrijkste reden het snel en eenvoudig opsporen van hun vermiste of verdwaalde huisvriend. Goede identificatie maakt gestolen of vermiste katten herkenbaar. Een goed identificatiekenmerk van van een kat kan bijvoorbeeld gekoppeld worden aan het eigendomsbewijs. Maar ook aan anderen andere documenten (zoals gezondheidsverklaring, stamboek- en verzekeringsformulier), waardoor het altijd zeker is dat die daadwerkelijk bij het betreffende dier horen. Dat is bij de aan- en verkoop van katten niet geheel onbelangrijk! Dekgelden voor de verkeerde kater behoren tot het verleden. Bovendien biedt het - zoals eerder genoemd - uitkomst bij fok- en gezondheidsprogramma's, omdat een onmiskenbare identificatie het mogelijk maakt de herkomst op te sporen van een kat met erfelijke of besmettelijke ziekten. Tot slot is het een goed middel om de illegale dierenhandel terug te dringen. Het is goed mogelijk dat de overheid in de nabije toekomst een verplichting oplegt tot identificatie en registratie van huisdieren.

Samenvatting van de voordelen van elektronische identificatie

  • Wereldwijd uniek individueel identificatienummer
  • Diervriendelijk, weinig belastend voor het dier, het inbrengen van een transponder is niet pijnlijker dan een injectie en daarna heeft het dier er geen hinder meer van de chip
  • Fraudebestendig, onvervalsbaar, betrouwbaar, identificatienummer kan niet veranderd of uitgewist worden
  • Levenslange identificatie, duurzaam, permanent
  • Voor vrijwel alle diersoorten geschikt
  • Toepasbaar op elke leeftijd
  • Identificatienummer is steeds gemakkelijker afleesbaar met een ISO afleesapparaat
  • Eenvoudig en snel in gebruik
  • Onschadelijk (geen weefselbeschadiging, ontsteking enz.)
  • Onzichtbaar, niet ontsierend, mooie wijze van identificeren
  • Identificatienummer van een afstand leesbaar, van belang bij een moeilijk hanteerbaardier, dat snel gestresst raakt bij het vastpakken (bepaalde vogelsoorten) of bij een wild (exotisch) dier.
  • Goede centrale nationale registratie is mogelijk

Hoe werkt elektronische identificatie?
Elektronische identificatie bestaat uit een chip (transponder) met een unieke identificatiecode, een afleesapparaat (reader) en een nationale databank. Het meest belangrijke voordeel van elektronische identificatie is de absoluut unieke identificatiecode van de chip, die niet te veranderen of uit te wissen is. Daardoor kan er geen enkele twijfel bestaan omtrent de identiteit van het dier. Weggelopen en vermiste dieren kunnen zo, eenmaal teruggevonden, snel met de eigenaar herenigd worden.

De chip is een minuscuul stukje micro-elektronica, dat door een dierenarts per injectie onder de huid van een kat of hond wordt ingebracht. De chip is ongeveer dertien millimeter lang en heeft een doorsnede van twee millimeter. Het is een gesloten buisje van bio-glas met daarin een microchipje en een spoeltje dat functioneert als antenne. Het bioglas zorgt ervoor dat de chip niet afgestoten wordt en dat de chip met het weefsel vergroeit. De chip doet zelf niets. Er zit geen batterijtje in, het dier zal er dus niets van merken en de levensduur is vrijwel onbegrensd. Pas op het moment dat er een afleesapparaat bijgehouden wordt, gebeurt er iets. Het afleesapparaat is een elektromagnetisch gestuurd zend- en ontvangstapparaat. Het apparaat geeft een onschadelijk signaal af dat de chip activeert, waarna deze met de identificatiecode van het dier antwoordt. Als resultaat verschijnt deze code op het scherm van het afleesapparaat. Als het afleesapparaat en de chip op elkaar zijn afgestemd, duurt het aflezen slechts een fractie van een seconde.

Korte samenvatting

  • Wordt door injectie ingebracht
  • Gehuld in bio-glas, dat afstoting voorkomt en vergroeiing met het weefsel bevordert
  • Bevat geen batterij of andere energiebron
  • Voldoet aan de ISO – standaard
  • Bevat een unieke identificatiecode
  • 13.4 mm lang en een doorsnede van 2mm

Hoe gaat het chippen van uw dier in zijn werk?
Een chip is steriel verpakt in een injectiesysteem. In de verpakking zijn een aantal barcodestickers met de identificatiecode van de chip ingesloten. De naald waarin de chip is iets dikker dan een gemiddelde infuusnaald. Als de chip nog steriel verpakt zit, leest de dierenarts eerst met het afleesapparaat de identificatiecode van de chip af en controleert of de code overeen komt met het nummer op de barcodesticker. Vervolgens desinfecteert hij de huid van het dier op de injectieplaats. Bij langharige dieren is het soms makkelijker om een paar haren op die plek weg te knippen. De dierenarts brengt de prik bij honden en katten vlak voor de top van het linkerschouderblad onder de huid in. Door het afleesapparaat langs de linkerzijde van de hals te bewegen, pakt de chip het signaaltje van het afleesapparaat op en stuurt de identificatiecode terug. Als resultaat verschijnt op het scherm van het afleesapparaat de identificatiecode van het dier.

Hoe gaat de registratie van een gechipped dier in de praktijk?
Nadat de dieren door de dierenarts voorzien zijn van een chip, vult de dieren- arts samen met de eigenaar het registratieformulier van ABIEC - BVIRH in. Op dit registratieformulier wordt 1 van de barcode- stickers met de identificatiecode van de chip geplakt en worden gegevens van het dier, de eigenaar en de dierenarts ingevuld. 1 barcodestickertje wordt in het vaccinatieboekje geplakt en de overige stickertjes kunnen eventueel gebruikt worden voor het dierenpaspoort, een eigendomsbewijs, gezondheids- verklaring en dergelijke. Als bewijs van inschrijving ontvangt de eigenaar een registratiecertificaat en een mutatiekaart. Wijzigingen omtrent de eigenaar (bijvoorbeeld een verhuizing) en omtrent het dier (bijvoorbeeld het overlijden) kunnen bij deze databank gemeld worden, zodat de databank over een zo actueel mogelijk bestand kan beschikken.

Vanaf welke leeftijd kun uw dier gechipped worden?
Het is mogelijk om dieren al op jonge leeftijd te laten voorzien van een chip. Gelijktijdig met de laatste (cocktail)enting (op ongeveer 12 weken) kan de dierenarts bij een pup een chip inbrengen. Kittens kunnen gelijktijdig met de tweede katten- en niesziekte enting (op ongeveer 12 weken) de 'chip-prik' krijgen. In verband met stamboekafgifte is het in principe mogelijk om een hond of kat op nog jonge leeftijd (circa 8 weken) te laten voorzien van een chip. Echter hoe jonger het dier, des te lastiger de implantatieplaats exact te bepalen is, daar het dier nog moet groeien.

Waaruit bestaat de identificatiecode van een chip?
De identificatiecode bestaat uit 15 posities. Er bestaan chips waarvan de identificatiecode begint met de landencode en er bestaan chips die deze landencode niet bezitten. Ieder land heeft een eigen landencode door de ISO commissie toegewezen gekregen.
Indien ISO standaard afleesapparatuur gebruikt wordt, kan een ISO chip van een dier ook in het buitenland worden afgelezen. Indien een belgisch verloren dier in het buitenland gevonden wordt, kan men aan de landencode zien dat het dier uit België afkomstig is, en kan men zich met ABIEC - BVIRH in verbinding stellen om de identiteit van het gevonden dier te achterhalen. Indien de chip niet over een landencode beschikt, is het een hele klus om te achterhalen waar het dier vandaan komt, omdat men niet weet met welk nationale databank zij contact op moeten nemen.

 

Hoe geef ik best pillen aan mijn hond?

 

Bij sommige honden kost het geen enkele moeite om tabletten in te geven. Maar niet alle honden zijn zo. Het kan een hele worsteling zijn om ervoor te zorgen, dat uw hond een pil inneemt. U denkt, dat hij de pil heeft doorgeslikt, maar u heeft zich nog niet omgedraaid of hij heeft het alweer uitgespuugd.

Hier leest u een aantal tips. Ga na wat bij uw hond werkt en wat u zelf prettig vindt.

  • Roep uw hond bij u en laat hem voor u gaan zitten. Neem de tablet tussen uw duim en middelvinger van uw rechterhand. Met uw linkerhand pakt u z'n snuitje vast en duwt u de kop naar achteren. Open zijn bek. Dit kan heel handig door met uw linkerduim en wijs- of middelvinger achter de hoektanden te drukken. Nu staat de bek open.
    Breng uw rechterwijsvinger naar binnen in de bek van de hond en trek de onderkaak naar beneden. Het is handig als de bek openblijft. Het handigheidje hiervoor is om de mondhoeken iets naar binnen te drukken.
    Dan kunt u het pilletje zover mogelijk achter op de tong leggen. Let op dat de pil in het midden van de tong terechtkomt, anders is er kans op uitspugen.
    Als dit allemaal gelukt is, sluit u de bek en wrijft u over de keel van de hond. Hierdoor slikt hij (u merkt dit vanzelf aan de hond), waardoor u ervan uit kunt gaan, dat het medicijn goed is ingenomen. Laat de bek pas los wanneer u zeker weet, dat het geneesmiddel ingeslikt is.
  • Doe de pil of capsule door het eten. Als uw hond echt ziek is en hij weinig of niets eet, is het niet raadzaam om de tabletten door het eten te doen, want zo krijgt hij ze niet of nauwelijks binnen.
  • Doe het pilletje in een stukje worst, kaas of brood. Of in een brokje of koekje waar een gat in zit. Of smeer het in met leverworst. Geef uw hond er eerst één zonder het pilletje erin en laat hem dit opeten. Dan één met de pil, en houd de volgende, weer zonder, klaar om te geven. Uw hond wilt dit ook hebben, slikt vlug (en dus is het pilletje opgegeten) en dan als beloning krijgt hij er dan weer een zonder een pil erin. Het is een hele trukendoos, maar het werkt.
  • Er bestaat ook de EasyPill. Dit is een kneedbaar koekje, waarin je de medicijnen kunt verstoppen.
  • Als u de tabletten in het vriesvak bewaart, verliezen ze een groot gedeelte van de geur en de smaak.
  • Pak een lepel en doe er water op. De pil legt u in dit water. Dan alles in één keer leeggooien in de bek van uw hond. Hij moet dan het water doorslikken en dus ook de pil.
  • Verpulver de pil. Dit kan heel handig tussen 2 lepels. Dan roert u de poeder door iets lekkers, waar uw hond gek op is, bijv. vanillevla of yoghurt.

Blijf er wel bij als u uw hond dit geeft, zodat u zeker weet dat hij de pillen binnenkrijgt en niet een ander huisdier hiervan gaat snoepen.

Medicijn in pastavorm geven
Sommige medicijnen zijn verkrijgbaar in pastavorm, zoals bijv. ontwormingspasta. U spuit de pasta (niet teveel in een keer) op de tong van uw hond en hij slikt het door. Herhaal dit een paar keer tot hij alles heeft gehad. Ook kunt u de pasta door het eten mengen.

 

Zwemmen:



Honden houden dikwijls van water, maar soms moet het ze eerst worden aangeleerd het water in te gaan. Dwing een hond met watervrees nooit het water in te gaan. Met geduld lukt het vaak een hond te leren het water in te gaan en er plezier aan te beleven. Een andere hond, die wel het water in gaat kan daarbij helpen. Of u loopt mee het water in, hem vasthoudend aan de lijn of halsband.

Zwemmen is een uitstekende lichaamsbeweging voor de hond, zelfs voor honden met bijv. heupdysplasie, omdat het water het gewicht van het dier draagt.

De grootste zorg is meestal de kwaliteit van het zwemwater i.v.m. botulisme: ziet u dode watervogels, laat uw hond dan niet zwemmen!

Een hoge temperatuur van het water in combinatie met lage waterpeilen is er de oorzaak van dat blauwalg en botulisme optreden in oppervlaktewater. Dit gebeurt vooral in stilstaand water, zoals grotere plassen, vijvers en kanalen.

Onder invloed van hoge watertemperaturen kunnen blauwalgen een gif (toxine) ontwikkelen, dat schadelijk is voor mens en dier. Vergiftiging met dit gif (door inslikken van water of door contact met de drijflagen algen waarin het gif zich bevindt) kan leiden tot maag- en darmklachten, huidirritatie of in het meest extreme geval tot de dood. Dit is afhankelijk van de dosis gif en van de lichamelijke toestand van mens of dier. Overigens is het niet altijd zo dat dit gif zich ontwikkelt, het is een mogelijkheid. Waakzaamheid is vooral geboden in water dat sterk 'groen' gekleurd is!

Na het zwemmen schudt een hond zijn vacht uit, wat voor omstanders niet altijd even prettig is. U kunt uw hond leren zich pas op commando uit te schudden.

Zorg ervoor dat uw hond andere zonaanbidders niet hindert. Pas extra op met reuen: die willen nog wel eens hun poot optillen tegen koeltassen of achtergelaten hoopjes kleding.

Houd u aan de ter plekke geldende regels. Met name in de zomermaanden zijn niet alle stranden voor honden toegankelijk. Informeer van tevoren bij de plaatselijke VVV.

Neem altijd poepzakjes mee. Poep onder het zand schuiven is geen goed plan. Het kan zijn dat iemand op diezelfde plek een zandkasteel wil bouwen!

Laat uw hond geen wrakhout apporteren. Het lijkt leuk, maar het kan door spijkers en splinters levensgevaarlijk zijn. Neem liever verantwoord hondenspeelgoed mee, zoals een drijvend apporteerblok of een nylon hondenfrisbee. Kijk bij het spelen uit met kuilen en glasscherven, waar de rennende hond in kan trappen.

Als u uw hond in zee laat zwemmen, let dan op het volgende:

  • let op, dat de hond niet teveel zeewater binnenkrijgt. Het is te zout en het zou bovendien vervuild kunnen zijn, waardoor de hond problemen zou kunnen krijgen (bijv. zoutvergiftiging). Zorg altijd voor een fles met voldoende vers drinkwater en las af en toe een drinkpauze in;
  • pas op voor stromingen;
  • zet uw hond onder de douche als hij in zee is geweest: niet alleen wast u zo het 'vervuilde' water af, maar ook het opgedroogde zout dat kan gaan irriteren, waardoor uw hond last van jeuk krijgt. Dit gebeurt bijv. in de liezen: door de jeuk gaat de hond likken en bijten, waardoor de huid beschadigd wordt.
  • een stevige strandwandeling maken is voor honden vaak vermoeiender dan u denkt. Het rennen door water en mul zand kost veel energie. Vooral pups en jonge honden kennen hun kracht nog niet en lopen het risico oververmoeid te raken. Om overbelasting te voorkomen, is het verstandig jonge honden tijdig aan te lijnen of jonge pups een stuk mee te nemen in een rugzak of bolderkar.